Bodeschap
Het woord 'boodschap' werd eerder gespeld als 'bodeschap', een samenstelling van 'bode' (gezant) en 'schap'. Dat achtervoegsel '-schap' betekende 'dat wat tot de taak van een persoon behoort'. 'Bodeschap' is dus letterlijk 'dat wat door een bode gedaan moet worden', of ook wel 'het ambt van bode'. De oorspronkelijke betekenis van een 'boodschap' was dan ook 'opdracht, zending, bericht'.
Boodschappen doen
Met deze betekenis 'het ambt van bode', kon men bijvoorbeeld zeggen: een trompet werd in boodschap verzonden. Hier was de betekenis dus 'opdracht'. Daar vanuit kon het zich makkelijk ontwikkelen tot 'bericht' en 'bestelling'. Dat lijkt al een beetje op hoe wij nu 'boodschappen' definiƫren. Maar een 'bestelling' is nog passief, je laat het door een ander doen, terwijl wij nu meestal zelf actief zijn. Wij doen boodschappen meestal zelf. Die combinatie van 'boodschappen' en 'doen' is al vanaf het Middelnederlands (1200 n.C.) bekend. Maar de betekenis die wij daar nu voor hebben, 'inkopen doen', komt pas voor het eerst voor rond 1870.
Beste Lianne Knol,
BeantwoordenVerwijderenHartelijk dank voor bovenstaande verhaal. Zeer duidelijk, helder en positief opgeschreven. Eindelijk antwoord op mijn vraag waar 'boodschappen doen'nu eigenlijk precies vandaan komt.
Ga zo door!
Met vriendelijke groeten, Frederique
In het Maastrichtse dialect heet boodschappen doen (fonetisch) "kemissies doon" . Commissies doen, dus. Hier is de connotatie met een 'opdracht uitvoeren' nog sterker.
BeantwoordenVerwijderenen dan wordt het in het nu 'broodschap'. waar brood = eten en schap = voorraadkast.
BeantwoordenVerwijderen